Actualiteiten

Verzuimboetes en strafvervolging

De fiscale fraudekamer van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch verklaarde op 4 juni 2019 in een uitspraak de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van omzetbelastingfraude. Tegen de onjuist ingediende aangifte omzetbelasting over een bepaald kwartaal waren namelijk al verzuimboetes opgelegd. In zo’n geval is een strafrechtelijke vervolging volgens het gerechtshof niet meer mogelijk.

Aan de verdachte waren over één kwartaal twee verzuimboetes opgelegd omdat hij 1) de aangifte niet op tijd had ingediend én 2) over dat kwartaal geen omzetbelasting had betaald. Dit zijn verzuimboetes als bedoeld in de artikelen 67b en 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

Het Gerechtshof motiveert uitgebreid dat deze gedragingen dezelfde gedragingen zijn die strafbaar worden gesteld door artikel 69 AWR. Dat is het artikel dat opzettelijk plegen van belastingfraude als misdrijf bestempelt en strafbaar stelt.

Als de verdachte, naast dat aan hem verzuimboetes zijn opgelegd, ook zou worden vervolgd voor het opzettelijk plegen van belastingfraude in dat kwartaal, dan wordt hij tweemaal gestraft voor dezelfde gedragingen. De strafwetgeving staat dat niet toe tenzij er nieuwe bezwaren tegen de verdachte aan het licht zijn gekomen. In dat geval moet de officier van justitie wel eerst toestemming verkrijgen van de rechter-commissaris om de verdachte alsnog te vervolgen.

In deze zaak ontbrak die toestemming en het Gerechtshof vond dat er ook geen nieuwe bezwaren waren tegen de verdachte. Er mocht dus geen uitzondering worden gemaakt op het beginsel dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit mag worden gestraft.

Dat heeft tot gevolg dat de officier van justitie de verdachte voor dit kwartaal niet mag vervolgen en dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdachte mocht wel vervolgd worden voor het opzettelijk plegen van omzetbelastingfraude in andere kwartalen. Daarvoor is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden.

Dit bericht is geplaatst op 26 juni 2019.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met: